Martin, je bent tuinder hier op de Bretten. Ik was in de kantine en daar waren kinderen in de poppenkast aan het spelen, ik hoor dat jij de poppenkast gemaakt hebt. Wat is je verhaal?

 

Yvonne heeft eind vorig seizoen gezegd:” Goh Martin, die kinderen moeten eigenlijk een poppenkast hebben, kun jij die niet maken?” Nou dat vind ik eigenlijk wel leuk. Ik bouw ook altijd decorstukken en rekwisieten bij de operettevereniging. Zwaarden, stokken, graftombes, bootjes. Dat vind ik erg leuk. Ik ben iemand die altijd bezig moet zijn.

Weet je, als kind vind je het gewoon leuk om met de poppen bezig te zijn. Je verzint een verhaaltje en je speelt samen.

Als je in een poppenkast staat dan kun je alle verhalen vertellen die je wilt. Je kunt flauwe grappen maken, eindeloos bakkeleien, satire, lachen, vechten, huilen. Alles kan in het wonderlijke parallelle universum van de poppenkast.

Zelf speel ik geen poppenkast. Wel treed ik op met de operettevereniging.

Ik heb een verhaal geschreven voor deze poppenkast. Het heeft met de vogel te maken, maar het is moeilijk uit te leggen.

Vaak is de poppenkast ook wel gewelddadig. Heel vroeger had ik ook poppen met stenen koppen. Zo had ik een aapje met een stenen hoofd, nou die heeft niet lang geleefd.
De aapjes die op de poppenkast staan hebben daar overigens niks mee te maken. Ik had nog een grote poster met vier apen erop, die heb ik uitgezaagd en er tegenaan geplakt. Ik vind ze leuk. Anders zet je een saaie blauwe poppenkast neer. De Jan Klaasen bovenin heb ik wel zelf geschilderd. Ik hou heel erg van knutselen, surprises maken, decorstukken, dat soort dingen.

Vind ik fantastisch. Ik kan ook nooit ophouden, dat kan er nog wel bij en bovenin nog een oude gordijnroede. Achterin nog gordijntjes. En zo maar door. Het is bij mij nooit af, maar er komt een punt dat je moet stoppen, anders wordt t een kermis.

Ik heb vroeger poppenkastpoppen zat gehad. We hadden ook verkleedkoffers thuis.
Maar toen ik deze poppenkast gemaakt had, moest ik op zoek naar nieuwe poppen. Op mijn zoektocht loop ik een speelgoedwinkel binnen. Daar reageerden ze zo van: Ach meneer poppenkastpoppen daar spelen kinderen niet meer mee. Het is niet meer de speelgoedwinkel van vroeger, ze verkopen er nu toch vooral mechanische rotzooi.

Ik heb er vijf of zes op de Albert Cuyp markt gekocht, je hebt daar een hele luxe tassenwinkel, maar die verkopen daarnaast ook nog curiosa. Die hadden er een paar liggen. Vroeger bij ons in de Frans Halsstraat zat ook de poppendokter  en daar kon je met je poppen heen en dan kregen ze een bijvoorbeeld nieuw oog. Of nieuwe vulling, dan moest de kop er af, best traumatisch. Maar die winkel is er niet meer. Gelukkig vond ik bij Gideon Italiaander op het Haarlemmermeerstation dat rare vogeltje. Hij ligt lekker in je hand. En op hem heb ik dat  stukje geschreven.

Maar goed, ik heb tenslotte toch wel een stuk of 20 poppen gevonden her en der. Ik denk dat er wel twee of drie Jan Klaasens bij zitten. En piraten, politieagenten, oma, waarzegsters, heksen, Katrijn natuurlijk.

Maar ja, al die poppen zagen er niet uit. De kleertjes allemaal vies en versleten.

Ik had het met Inge, mijn buurvrouw op de tuin, over de verwaarloosde poppen in mijn poppenkast.

Zij heeft de nieuwe kleertjes gemaakt, nou echt fantastisch. Kijk zo’n cape, schitterend toch?

Echt heel erg leuk. Word ik blij van.

Ik hoop dat de kinderen veel plezier hebben in de poppenkast en dat er tuinders verhalen in gaan vertellen.

Tot slot

De anti rook magiër wie kent ‘m niet?